Waarom de nieuwe Transgenderwet een slecht idee is

Wordt ons geslacht bepaald door biologische gegevens of door ons gevoel? Welke rol speelt geslacht nog als ordeningsprincipe in onze samenleving? Wat gaat er mis wanneer de biologie door het gevoel wordt vervangen?

Willen wij leven in een samenleving waarin kinderen al op de basisschool worden geconfronteerd met lesmateriaal van het COC en de Rutgers waarin ze worden uitgedaagd hun seksualiteit en geslacht te problematiseren? Of denken we dan: doe normaal, en blijf van onze kinderen en kleinkinderen af!

Willen we een samenleving waarin jonge mensen met vragen over hun (gender)identiteit direct als ‘trans’ worden aangemerkt en worden aangemoedigd tot onomkeerbare medische ingrepen – en dat terwijl uit medisch onderzoek gebleken is dat 80 procent van deze kinderen in de eerste fase van de puberteit over deze dysforie heengroeit?

Dit zijn de vragen die aan de orde zijn aan de vooravond van de behandeling van de nieuwe Transgenderwet in de Tweede Kamer. Deze vragen vormen de inzet van het manifest dat wij onlangs op www.gendertwijfel.nl hebben gepubliceerd en waar de posters in abri’s en de billboards naar hebben verwezen. Ondertussen is duidelijk geworden dat een meerderheid van de Nederlandse bevolking de nieuwe wet helemaal geen goed idee vindt, en dreigt een eventuele acceptatie van deze wet een nieuw voorbeeld van de kloof tussen burgers en politiek den Haag te worden.

Aanvankelijk stuitte onze campagne vooral op afwijzing, oproepen tot vandalisme, verontruste vragen in de gemeenteraden van Gouda, Tilburg, Utrecht, Leiden, Den Haag en Haarlem. Dat was te verwachten, want er zijn personen en instanties die zo’n nieuwe Transgenderwet het liefst geruisloos, zonder enige discussie, door het parlement willen loodsen en iedereen die twijfelt of kritische vragen stelt, willen cancelen (over deze bekende no-debate strategie heeft Joanna Williams het belangrijke essay The Corrosive Impact of Transgender Ideology geschreven).

Maar gelukkig kwamen er ook inhoudelijke reacties. Een groep organisaties die actief is op het terrein van de LHBTI-agenda, publiceerde een ‘Gendervrijheid Manifest’. Het Transgender Netwerk Nederland (TNN) en het Humanistisch Verbond verdedigden de nieuwe Transgenderwet. En ook in de media (in Trouw, in Volzin, op de website van de NOS, in NRC Handelsblad en in het Nederlands Dagblad) verschenen kritische opiniestukken en artikelen over de nieuwe wet en/of onze bezwaren ertegen. Al deze reacties hebben ons verheugd – onze campagne is immers een oproep tot een fatsoenlijk, inhoudelijk debat – en we gaan graag puntsgewijs op de kritiek op onze bezwaren in.

  1. Wij stelden dat een inhoudelijk debat in samenleving en politiek ontbrak en dat dit bij een zo belangrijke wet niet zo zou moeten zijn.

Onze critici stellen dat er links en rechts op allerlei websites wel degelijk stukken over de nieuwe Transgenderwet zijn verschenen, van voor- en tegenstanders, en dat er dus helemaal geen sprake is van pogingen om het debat vroegtijdig te smoren.

Onze repliek: er zijn duidelijke aanwijzingen dat de grote dagbladen het tegengeluid weerden. Een door de NRC besteld stuk bij mediasocioloog Peter Vasterman, werd, bijvoorbeeld, alsnog door de krant geweigerd vanwege de trans-kritische toon van zijn recensie. Op 2 september j.l. was er op radio1 (Dit is de Dag) voor het eerst een debat over de nieuwe wet op de publieke radio; op 11 september publiceerde de NOS er voor het eerst over, en de NRC volgde (na een erg eenzijdig artikel deze zomer) een dag later met een artikel waarin niet alleen de voorstanders maar ook de tegenstanders aan het woord kwamen. Dat is laat, gezien het feit dat de wet dit voorjaar al zou worden behandeld en na herhaald uitstel in de laatste week van september in de Tweede Kamer aan de orde komt. Dat het alsnog is gebeurd, is natuurlijk een goede zaak, en wanneer die aandacht mede het gevolg van onze campagne is, dan hoort u ons niet klagen. Wel vinden we het nog altijd hoogst opmerkelijk dat politici zich nog niet over de nieuwe wet hebben uitgelaten, terwijl er onder de bevolking grote zorgen leven.

Overigens staat de beperkte aandacht voor de nieuwe Transgenderwet niet op zichzelf. Journalisten, deskundigen en wetenschappers die kritische vragen over de ontwikkelingen in de transgenderzorg stellen, staan onder aanhoudende kritiek.

  1. Wij beklemtoonden aan het begin van ons manifest dat we er ons van bewust zijn dat ‘genderdysforie een serieuze zaak is en dat mensen die daarmee worstelen een goede behandeling verdienen’.

Onze critici stellen echter, onder verwijzing naar onderzoek van Movisie, dat de positie van transgenders in de Nederlandse samenleving een benarde is, dat zij met veel negatieve reacties worden geconfronteerd en met psychische en fysieke klachten kampen. Daarom, zo wordt geïmpliceerd, is het beter om helemaal geen kritiek te hebben op wetten en maatregelen die bedoeld zijn om hun situatie te verbeteren. Het is ongetwijfeld om deze reden dat onze campagne is getypeerd als een ‘transfobe’ ‘haatcampagne’.

Graag herhalen wij hier dat genderdysforie serieus moet worden genomen, dat transgenders hulp verdienen (en dus gebaat zijn bij de voorwaarden in de huidige Transgenderwet) en niet mogen worden gediscrimineerd. Maar in deze discussie gaat het vooral om een andere, nieuwe groep, van steeds meer jongens en meisjes die zich bij genderklinieken melden. In Nederland alleen al staan duizenden  kinderen op een wachtlijst. En deze kinderen lijden vaak ook aan andere zaken (autisme, depressie, seksuele trauma’s). Of zij met de nieuwe Transgenderwet geholpen zijn, lijkt een goede vraag. Er zit bovendien een merkwaardige inconsistentie in de redeneringen van onze critici, want zij verklaren deze hoge cijfers juist uit het feit dat er groeiende openheid rondom transgenderisme is en toenemende acceptatie (wat Movisie kennelijk nog niet is opgevallen).

  1. Wij schreven dat ons geslacht biologisch gezien binair is. Ons geslacht is geen construct of een keuze, maar een biologisch feit.

Onze critici hebben daartegen ingebracht dat de biologie juist onduidelijk is en dat onze sekse ‘een spectrum met oneindig veel variaties’ is. (Bron: seksediversiteit.nl.)

Dat sekse een spectrum zou zijn, is een fictie. En er dreigen grote misverstanden op dit punt. Er zijn jonge meisjes met kort haar, broekdragend, die liever in bomen klimmen of op een pleintje voetballen dan thuis met een pop spelen. Er zijn jongens die van make-up houden en een jurk aan willen. Dat is gender-nonconform (non-stereotype) gedrag, en heeft niets met fysiologie te maken.

En er bestaan zogeheten Disorders of Sex Development (DSD), oftewel ‘intersekse’-condities. Dat zijn genetische afwijkingen, ‘fabricagefoutjes’, die zich uiten in b.v. het syndroom van Klinefelter, waarbij jongetjes een extra X-chromosoom hebben (47 XXY), als gevolg daarvan weinig testosteron produceren en dus weinig baardgroei krijgen maar wel borstvorming. Zo zijn er nog meer DSD-varianten, maar tezamen vormen die slechts 0,02% van de bevolking (dat is 1 op de 5000, en niet 1 op de 90, zoals vaak wordt gezegd). Het feit dat er soms afwijkingen optreden, doet niets af aan het feit dat het systeem binair is. Zoals gender-nonconform gedrag wordt geproblematiseerd en gemedicaliseerd tot genderdysforie, zo wordt DSD nu ook geframed als een sekse buiten het binaire systeem die kan leiden tot dysforie. Dit is allemaal iets heel anders dan de golf van genderonbehagen waarmee wij nu te maken hebben. Daarbij gaat het om het gevoel niet thuis te horen in je geboortegeslacht.

  1. De feministen van Voorzij, die ons manifest ook hebben ondertekend, hebben zich fel tegen de nieuwe Transgenderwet gekeerd omdat deze wet misbruik van voorzieningen die exclusief voor vrouwen zijn bestemd (kleedruimtes, vrouwengevangenissen, sportwedstrijden) in de hand zal werken. En zij hebben verschillende voorbeelden van misbruikzaken in die context aangevoerd.

Critici stellen dat de nieuwe wet in dit opzicht helemaal niets verandert, en typeren de misbruikverhalen als ‘spookbeelden, gebaseerd op anekdotes met discriminerende stereotypen’ (TNN). Zij beroepen zich op Amerikaans onderzoek uit 2019 naar verkrachtingen in Amerikaanse gevangenissen, op een VN-rapport uit 2021 en de evaluatie van de Transgenderwet 2014-2017.

Dat VN-rapport richt zich echter op zaken als uitkeringsfraude en is voor deze discussie dus niet relevant, en de evaluatie van de Transgenderwet betreft een onderzoek dat werd uitgevoerd door belangenorganisaties onder niet meer dan 300 mensen, en kan dus ook moeilijk wetenschappelijk worden genoemd.

Het argument vanuit feministische hoek blijft staan wanneer wij bedenken dat

  • we het op dit moment inderdaad vooral moeten doen met journalistieke beschrijvingen van incidenten, maar dat al die incidenten een kans op misbruik doen vermoeden. Bovendien zijn er verontrustende statistieken over voorvallen in Britse gevangenissen. Voorzichtigheid en terughoudendheid zijn dus geboden! Van alle transvrouwen ondergaat slechts een klein percentage een volledige chirurgische geslachtsverandering; de overgrote meerderheid behoudt zijn mannelijke geslachtsdelen. Voor vrouwen maakt dit een groot verschil.
  • criminologen in dit verband hebben gewaarschuwd voor de inventiviteit van zedendelinquenten, die geen middel onbenut laten om slachtoffers te kunnen benaderen;
  • het hier ook gaat om een juridische basis om bepaalde personen uit exclusief voor vrouwen bestemde ruimten te kunnen weren. Die basis vervalt definitief als de nieuwe Transgenderwet wordt aangenomen.
  1. In ons manifest stelden wij dat vroege ‘affirmatie’ van twijfels en onzekerheden (sociale transitie dus) bij kinderen geen goede zaak is omdat dat er in de praktijk toe leidt dat dat kinderen als gevolg daarvan in een medisch traject van puberteitsblokkers, cross-sekse hormonen en eventueel zelfs chirurgische ingrepen terecht komen.

Critici stellen dat onderzoek onder kinderen van 3 tot 12 jaar oud (!) heeft uitgewezen dat vroege affirmatie juist goed is omdat die tot minder depressieve klachten en tot minder suïcidale gedachten leidt. Zij verwijzen daarbij naar onderzoek gepubliceerd in de Journal of Pediatrics (2016) en de Journal of Adolescent Health (2018). Zo schreef ook minister Kuipers van Volksgezondheid (in antwoord op Kamervragen) dat ‘in de wetenschappelijke en klinische gemeenschap rondom transgenderzorg consensus [bestaat] dat een affirmatieve benadering de beste psychologische gezondheidsuitkomsten geeft’.

Maar in een tweede serie antwoorden, op vragen van de Kamerleden Nicki Pouw en Pieter Omtzigt, was Kuipers opvallend voorzichtiger en raadt hij in feite de benadering van ‘watchful waiting’ aan. Hij schreef dat de ‘affirmatieve benadering’ niet ‘genderaffirmatie’ betekent, niet ‘het kritiekloos accepteren of aanmoedigen’, maar ‘het ondersteunen van kinderen en jongeren in hun psychoseksueel ontwikkelingsproces (waar het hebben van vragen over je genderidentiteit regelmatig een onderdeel van vormt)’.

In vrijwel alle genderklinieken ter wereld geldt het ‘Dutch Protocol’ als de standaard voor de behandeling van adolescenten. De grondleggers van deze aanpak, Peggy Cohen-Kettenis en Annelou de Vries, zijn hier duidelijk over: ‘Bij kinderen met genderdysforie is de algemene aanbeveling ‘watchful waiting’ (waakzaam afwachten) en zorgvuldig observeren hoe de genderdysforie zich ontwikkelt in de eerste fasen van de puberteit’. Kortom: vroegtijdige sociale transitie, bijvoorbeeld door juridische geslachtsverandering, is een slecht idee.

Dit wordt nog eens bevestigd door recenter onderzoek, uit oktober 2020, waaruit blijkt dat het welbevinden van kinderen en jongeren met genderdysforie niet wordt bevorderd door een sociale transitie (verandering van naam, kleding, etc.), maar door de steun van vrienden en ouders, zonder dat er over gendertransitie wordt gesproken. En een juridische geslachtsverandering maakt de sociale transitie definitief.

  1. In ons manifest stelden wij dat onvoldoende wordt verdisconteerd dat kinderen die zich bij een genderpoli melden, vaak met autisme of trauma’s kampen – zaken die een gebrekkige identiteits- en persoonlijkheidsontwikkeling veroorzaken, wat in combinatie met de druk vanuit peers en sociale media de wens van een (medische) transitie kan aanmoedigen of versterken. Niet alleen onderzoek van Lisa Littman bevestigt dit ‘aanstekelijke effect’ van de sociale media bij het ontstaan van genderdysforie, maar ook de uitspraken van andere deskundigen en detransitioners.

Volgens de critici is het niet zo dat deze kinderen in een soort trechter worden geduwd, omdat de weg naar geslachtsverandering lang is (jaren duurt) en zeer intensief is, met veel onderzoeken, inclusief uitgebreid psychiatrisch onderzoek.

In antwoord: in de officiële lezing is de transitie via protocollen en richtlijnen keurig geregeld. In genderklinieken in het buitenland is onder druk van de toegenomen vraag de laatste jaren een praktijk ontstaan waarbij affirmatie op de voorgrond staat, nauwelijks onderzocht wordt wat er werkelijk aan de hand is en er te snel naar puberteitsblokkers en hormoonbehandelingen wordt gegrepen. Gaat het in Nederland inmiddels ook zo? Het is een open vraag. De genderklinieken zijn niet erg mededeelzaam over hun werkwijze. Daarnaast zijn er inmiddels  privé genderklinieken en psychologenpraktijken die zich met genderdysforie bezighouden, en hoe zij te werk gaan is ook niet duidelijk. In 2018 uitte psychologe Dorine Sellenraad haar zorgen in een uitzending van Zembla. Er is binnen de beroepsgroep van psychiaters geen consensus over de indicatiestelling, en ook zijn de oorzaken van de ongekende groei van het aantal aangemelde patiënten (van 40 in 2012 naar 8000 nu), vooral van jonge meisjes, volgens het Radboud UMC en minister Kuipers nog grotendeels onbekend. Het onderzoek naar die toename loopt nog , en zal pas eind dit jaar worden afgerond. Het zou gepast zijn de behandeling van de nieuwe Transgenderwet in ieder geval lopende dit onderzoek, aan te houden, maar de minister wil daar niet van weten.

  1. Het is goed wanneer de huidige leeftijdsgrens van 18 jaar en de verplichting om een deskundige te raadplegen, in de wet blijft staan, zo staat te lezen in ons manifest.

Nee hoor, zeggen de critici van de bestaande wet. ‘Wie ben ik om jou te vertellen wie je bent?’, is de retorische vraag van een begeleidend arts. Zelfindicatie volstaat. Een verklaring van een arts of psycholoog om te bepalen of de transitiewens ‘duurzaam’ is, is niet nodig. Ook het College voor de rechten van de mens zit helemaal op deze lijn.

Deze gedachtegang, menen wij, is gebaseerd op de ideologie van de zelfbeschikking, waar gendervrijheid een consequentie van is. In deze ideologie prevaleert het gevoel boven de feiten en gegevenheden. Het is in feite doorgeslagen romantiek, tot in het absurde geradicaliseerd deconstructivisme. Als ons gevoel bepaalt wie of wat we zijn, staat straks, bijvoorbeeld, ook onze leeftijd niet meer vast. Beide ongerijmdheden kwamen recent bij elkaar bij een 31-jarige man, die niet alleen zei zich een vrouw te voelen maar ook 15 jaar oud. De KNVB buigt zich nu over de vraag of hij bij deze meisjes mag mee voetballen.

Geslacht en gender zijn als geboorteplaats en woonplaats. Je woonplaats kan wisselen, je geboorteplaats blijft altijd hetzelfde. Als je verhuist, geef je een andere woonplaats op, niet een andere geboorteplaats. Zo is het met geslacht en gender ook. Pas je gender aan, maar creëer geen historische fictie.

  1. In vervolg op het vorige punt, schreven wij ook dat genderdysforie wel een hype lijkt, een sociale epidemie, het gevolg van sociale besmetting via peers en de sociale media.

Nee, zeggen onze critici, die toename is het gevolg van de sociale acceptatie van genderafwijkend gedrag. Volgens Thomas Steensma, als psycholoog verbonden aan de genderkliniek van het AMC, is de groei van de vele jongeren die zich bij de klinieken aan melden, en de lange wachtlijsten, is deze groei uitsluitend het gevolg van groeiende openheid over transgenders en hun maatschappelijke acceptatie. Eerder was Steensma overigens van mening dat de ‘golf van aanmeldingen’ sinds 2013, vooral van jonge meisjes die zich jongen voelen, nader onderzoek vraagt.

Hier zit iets raars, zouden wij willen inbrengen. Er zijn eerdere voorbeelden van lichamelijke eigenschappen die sociaal niet geaccepteerd werden, bijvoorbeeld linkshandigheid. Toen linkshandigheid niet meer werd onderdrukt, verdriedubbelde het aantal linkshandigen in 50 jaar tijd. Bij genderdysforie hebben we het over een vertweehonderdvoudiging in tien jaar! Dat is van een geheel andere orde, en kan nooit het gevolg zijn van toegenomen maatschappelijke acceptatie. En waarom zien we deze toename dan alleen bij jonge vrouwen?

De juriste Marjolein van den Brink, die in 2017 meewerkte aan de evaluatie van de transgenderwetgeving, schermt met cijfers die moeten bewijzen dat de spijtpercentages na sociale transitie laag zijn (2,5% zeggen zij). Dit cijfer zegt niets over het spijtpercentage van voortgezette medische transitie (die komt daarna, en aangezien detransitie typisch na vijf tot tien jaar plaatsvindt, is er nog geen zicht op hoe het deze nieuwe groep zal vergaan). Wat dit cijfer wel illustreert, is dat een vroege sociale transitie (inclusief een nieuw wettelijk geslacht) inderdaad als selffulfilling prophecy werkt, en kinderen ‘klaarstoomt’ voor een medische transitie met onherstelbare gevolgen. Ook dit is een reden om deze wet niet in te voeren.

Kortom:

  • We zijn blij dat het debat over de nieuwe Transgenderwet voorzichtig op gang komt. Moge dit debat ook tot de dames en heren politici doordringen!
  • Het ‘argument’ dat iedere vorm van kritiek op deze wet van een gebrek aan empathie getuigt of zelfs van ‘transfobie’ en in feite aanzet tot haat en geweld is, is een saai cliché. Het gaat hier om een serieuze zaak, waar honderden kwetsbare jongeren bij betrokken zijn, en daar mogen en moeten we het gewoon over hebben.
  • Geslacht is binair en geen kwestie van genderidentiteit maar van sekse. Voorbeelden van gender-nonconform gedrag of van DSD – die allemaal op het principe van genderfluïditeit zouden wijzen – hebben niets te maken met de gedachte dat ons geslacht door ons gevoel wordt bepaald.
  • Feministen maken zich terecht zorgen over de gevolgen van de nieuwe Transgenderwet voor de veiligheid in ruimtes die tot nog toe exclusief voor vrouwen zijn gereserveerd.
  • Vroege ‘affirmatie’ van gevoelens van genderdysforie is ten stelligste af te raden, omdat 80 procent van de betrokken prepuberale kinderen over deze gevoelens heen groeit.
  • Genderdysforie kan ook het gevolg van sociale besmetting zijn, vooral via sociale media. Groeiende openheid en sociale acceptatie van transgenders kunnen de gestegen groei naar genderhulp niet volledig verklaren. Veel blijft nog onbekend over de oorzaak van de explosief gestegen vraag. Alleen al daarom is de nieuwe Transgenderwet een sprong in het duister.
  • Het vertrouwen op de zelfindicatie van jongeren is misplaatst. De leeftijdsgrens en de verplichting om deskundigen te consulteren, zoals die in de bestaande Transgenderwet staan, moeten daarom gehandhaafd blijven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *